Stijlregels voor ondertitels
Goede ondertiteling is écht een kunst op zich. Je moet als ondertitelaar constant verschillende aspecten in overweging nemen. De kunst is dan ook om een goede balans te vinden tussen de soms tegenstrijdige vereisten. De belangrijkste eigenschap van ondertitels is dat je ze als ondertitelaar mee laat lopen met de gesproken tekst. In principe is het doel dat jouw ondertitels nagenoeg trouw zijn aan de gesproken tekst, maar je moet ook rekening houden met wat er in beeld gebeurt en met de spraaksnelheid van de personages. Bij een spannende scène wil je de kijker namelijk niet afleiden met (te veel) tekst. En als iemand zeer snel spreekt, zul je de ondertiteling hierop moeten aanpassen. Dus om je ondertitels op te laten gaan in het beeld en ervoor te zorgen dat je kijker zo min mogelijk hinder ondervindt van je ondertitels, zijn er door de sectie Ondertitelaars van de Auteursbond stijlregels opgesteld.
Niet te schuin en mooi in het gelid
De belangrijkste regel is misschien wel het gebruikte lettertype. Je schrijft je ondertitels met een compact en goed leesbaar lettertype, zodat deze voor iedereen goed leesbaar zijn. Mensen met een visuele beperking kunnen bijvoorbeeld moeite hebben met dikgedrukte of cursief geschreven ondertitels. In Nederland gebruiken we over het algemeen altijd het lettertype Arial Narrow Regular. Verder zijn ondertitels altijd wit van kleur, met een heel dun zwart randje eromheen gecombineerd met een kleine schaduw. Op deze manier zijn ze tegen elke achtergrond goed en duidelijk leesbaar.
Wat ook van belang is voor een overzichtelijke ondertitel, is de regellengte. Ondertitels bestaan namelijk uit maximaal twee regels. Bij meer regels wordt het beeld te onrustig voor de kijker en daar komt bij dat de benodigde leestijd voor drie regels vaak langer is dan de tijd dat de ondertitel in beeld blijft staan.
Bij twee sprekers krijgen beide sprekers een eigen regel (ABAB en dus nooit ABBA) en begint de regel van de tweede spreker met een -, om te verduidelijken dat de andere spreker op dat moment wat zegt.
Waar kom je vandaan?
-Uit Friesland.
Zoals bij bovenstaand voorbeeld ook al te zien is, worden ondertitels altijd gecentreerd weergegeven. Mocht het nou nodig zijn om een zin af te breken, omdat hij te lang is om in één regel te schrijven, doe dit dan op een logisch punt in de zin, dus (het liefst) niet halverwege een woord of woordgroep. Daarnaast moet je er op letten dat beide regels ongeveer even lang zijn.
Dus niet:
Ik vind
dat echt een heel mooi bos om in te wandelen.
Maar wel:
Ik vind dat echt een
heel mooi bos om in te wandelen.
Mocht het voorkomen dat je een zin moet verdelen over meerdere ondertitels, dan kun je ervoor kiezen om gebruik te maken van in- en uitlooppuntjes. Je laat op die manier zien dat een zin nog doorloopt en dat de volgende ondertitel bij de voorgaande hoort. Hier zijn geen eenduidige regels over. In Nederland is het gebruikelijk om alleen gebruik te maken van uitlooppuntjes, terwijl in het Engels over het algemeen helemaal geen in- of uitlooppuntjes gebruikt worden. Welke keuze je ook maakt, het belangrijkste is dat je deze consequent aanhoudt voor/in de gehele film, serie of video. Hieronder staan enkele voorbeelden van in- en uitlooppuntjes.
Ik zei toch dat ik het echt heel erg
vervelend vind als je je zo…
gedraagt terwijl ik al honderd keer heb
gezegd dat je moet stoppen.”
Wat vind jij eigenlijk van die
nieuwe ontwikkelingen op…
…het gebied van tekstschrijven
door middel van AI?
Uitroeptekens, z’n of toch zijn?
Het uiterlijk van je ondertitels is belangrijk, maar de schrijfregels zijn minstens zo belangrijk. En dan hebben we het natuurlijk niet over de grammaticaregels van de Nederlandse taal, maar schrijfregels die opgesteld zijn voor ondertiteling. Zo worden de cijfers één tot en met twaalf voluit geschreven, maar tijdsaanduiding wordt daarentegen juist weer met cijfers (10:00 uur) aangegeven. Uitroeptekens zijn uit den boze! Als er geschreeuwd wordt is dat al duidelijk genoeg, dat hoeft in de ondertitels niet nogmaals bevestigd te worden. Dat geldt ook voor de puntkomma, die wordt ook niet gebruikt bij ondertitels. Verder worden de normale interpunctieregels gevolgd bij het opstellen van de ondertitels. Aanhalingstekens worden overigens niet gebruikt, tenzij het de leesbaarheid bevorderd zoals bijvoorbeeld bij een citaat.
Over de verkorte vorm van het bezittelijk voornaamwoord zijn ook duidelijke regels opgesteld: je gebruikt de verkorte vorm alleen als er geen nadruk op ligt. Het volgende voorbeeld geeft dit heel duidelijk weer:
Hier ligt de nadruk niet op het feit dat het zijn biezen zijn:
Hij pakte z’n biezen
Maar in deze zin is het wel van belang om te snappen dat het om zijn auto gaat, die niet wilde starten.
Die oude bak van mij wilde weer eens niet starten,
dus gingen we met zijn auto.
Alleen bij ruimtegebrek in de ondertitel wordt gebruik gemaakt van de ‘t, ‘m ‘n – voor dieren wordt dan wel weer altijd de verkorte vorm gebruikt.
De hond begroef z’n bot in de tuin.
Niet te kort, maar zéker niet te lang!
Maar met alleen het uiterlijk en de juiste schrijfwijze van je ondertitels ben je er nog niet, want de timing van je ondertitels is minstens zo belangrijk. De maximale lengte van je ondertitel ligt rond de 42 tekens inclusief spaties en je ondertitel blijft minimaal één en maximaal acht seconden in beeld. Korter gebeurt eigenlijk alleen vlak voor een scènewissel.
De gemiddelde kijker heeft zo’n drie seconden nodig om een titel goed te kunnen lezen, dit komt overeen met 20 tot 23 leestekens per seconde. Dus voor de zojuist aangegeven regellengte van twee regels en de 42 tekens, gebruikt een gemiddelde lezer zo’n 6 seconden.
Tussen twee ondertitels zit meestal een interval van minimaal drie frames, mocht er tussen twee ondertitels toch een pauze zitten van minder dan één seconde dan worden de ondertitels aaneengesloten.