Nu het zonnetje is gaan schijnen en we ein-de-lijk de terrassen weer op mogen, steekt ook een ander zomers fenomeen de kop weer op: ’terrassen’. En dan hebben we het niet over de verzameling stoelen en tafels die netjes op het trottoir voor een café opgesteld staan, maar de heuse werkwoordsvorm: het zitten op zo’n terras. Waar komt deze zomerse verbastering vandaan? Wij zochten het uit!
Wijnen op het terras
Je hoort het steeds vaker: terrassen, wijnen of goed ouderwets ‘pilsen’. Woorden die van oorsprong alleen een zelfstandig naamwoord waren voor de omschrijving van een drankje, maar in de loop der tijd toch duidelijke trekken van een werkwoord zijn gaan vertonen. In het Engels wordt dit fenomeen ook wel ‘verbing’ genoemd, ‘werkwoorden’ dus, dat op zichzelf ook weer schuldig is aan het omzetten van een zelfstandig naamwoord in een werkwoord. Je neemt een zelfstandig naamwoord, plakt er een werkwoordsuitgang achter en voilà, wat je wilt zeggen klinkt meteen een stuk vlotter en moderner. Een trucje dat vooral in het Engels vrij makkelijk toe te passen is: de stap van ‘drink’ naar ‘to drink’ is snel gemaakt, en dat is ook precies hoe het werkwoord ‘drink’ is ontstaan.
Verbing
Verbing kent dus een langere geschiedenis dan vandaag, maar lijkt met de uitvinding van het internet een vlucht te maken. Mede door de invloed van het Engels op het Nederlands zien we dit in onze taal ook steeds vaker terugkomen: Googlen, dm’en, netwerken, anyone? En zo sloeg half Nederland aan het “wijnen, wijnen, wijnen” toen Martin Meiland in het programma Chateau Meiland spontaan begon te verben wanneer het tijd was voor een aperitief. Het is een makkelijke manier om wat je wilt zeggen direct en to-the-point te maken. Of je wijntje op het terras er ook lekkerder door gaat smaken valt niet te zeggen, maar het is zeker het proberen waard. Wijn ze!